English Dutch Dictionary

English - Nederlands, Vlaams

nearby in Dutch:

1. vlakbij vlakbij


Ze wonen vlakbij.
Toen ik hier pas was komen wonen, was er hier vlakbij een rotonde waarbij je rechts moest voorsorteren om linksaf te slaan. Die was vast door een Belgische aannemer gebouwd.

Dutch word "nearby"(vlakbij) occurs in sets:

Dutch lessons

2. nabijgelegen


We konden het klokgelui van een nabijgelegen kerk horen.