Polish Dutch Dictionary

język polski - Nederlands, Vlaams

zbierać in Dutch:

1. verzamelen verzamelen


Je moet meer informatie verzamelen.
Mijn hobby is polshorloges verzamelen.
Ze verdienen hun brood met het verzamelen en verkopen van oude kranten.
De eekhoorn was bezig noten te verzamelen.
Hij is geïnteresseerd in het verzamelen van insecten.
Ze probeerden hout te verzamelen in het bos.

Dutch word "zbierać"(verzamelen) occurs in sets:

Różne holenderskie
Sprawy urzędowe
czasowniki pl - nd

2. sparen sparen


Ze sparen hun geld voor de aankoop van een huis.
Bij de rijken leert men sparen, bij de armen koken.
Kosten noch moeite sparen.
Zijn levensdoel is geld te sparen.
Als je dat waterpistool wilt hebben, moet je er zelf maar voor sparen. Ik kan geen speelgoed voor je blijven kopen. Het geld groeit niet op m'n rug.
Je moet altijd een appeltje voor de dorst sparen.

Dutch word "zbierać"(sparen) occurs in sets:

Mała powtórka
holenderskie słówka